- Door
- Edwin Feldmann
- geplaatst op
- 13 oktober 2010 08:03 uur
Hoe gaan Europese landen om met een grote cyberaanval en wie overlegt met wie? Om antwoord te krijgen op die vragen, wordt begin volgende maand een grote Europese oefening op het gebied van cybersecurity gehouden.
Deze grote oefening, waar alle 27 EU-lidstaten bij betrokken zijn, gaat niet zozeer om de vragen welke aanvallen er mogelijk zijn en wat ertegen gedaan kan worden. Belangrijker is het om te testen of de EU-landen goed met elkaar kunnen communiceren en in welke mate de taal een barrière vormt bij de samenwerking.
Dat zei Vangelis Ouzounis, beveiligingsdeskundige van de European Network and Information Security Agency (ENISA), dinsdag tijdens de RSA-conferentie in Londen.
De ENISA werkt met EU-landen samen in de strijd tegen internetcriminaliteit. Een voorbeeld van criminaliteit waar ENISA bij betrokken is, is de strijd tegen botnets. Bij de EU-brede oefening gaat het volgens Ouzounis niet om een operationele oefening. “Het is meer een manier om het vertrouwen van de lidstaten onderling te vergroten”, schrijft NetworkWorld.
Er wordt gevreesd voor communicatieproblemen omdat er grote verschillen bestaan tussen de diverse EU-landen. Het ontbreekt in sommige EU-landen nog bijvoorbeeld aan een CERT (computer emergency response team). Ook worstelt de politie regelmatig met internetcriminaliteit omdat het doorgaans een internationaal karakter heeft.
Naast de EU-lidstaten, nemen ook Zwitserland, Noorwegen en IJsland deel aan de oefening. De test zal ‘in de eerste week van november’ plaatsvinden.