- Door
- Jeroen Mulder
- geplaatst op
- 20 maart 2014 08:01 uur
Kiezen. Het blijft moeilijk. Waarop selecteer je nu de beste cloudprovider? Veel bedrijven lopen inmiddels helemaal vast in de keuze voor aanbieders van de diverse clouddiensten. Het begint met een spiegel: wat wil een bedrijf nu echt in de cloud. Stap 2 is de ”sanity check”: kan het allemaal in de cloud en hoe laat ik mijn core-apps dan nog steeds goed met elkaar communiceren? Dan ben je er nog steeds niet.
IaaS, PaaS, SaaS, DBaaS. Alles kan in de cloud. Dat is al vast een misverstand. Er zullen echt specifieke bedrijfsapplicaties zijn die een ouderwetse client-server-configuratie nodig hebben en die ergens in een datacenter gehost moeten worden. Of dat een intern of extern datacenter is, doet eigenlijk niet ter zake. En dan komt de uitdaging hoe je alles met elkaar laat communiceren. Over welke protocollen, al dan niet encrypted, gateways, bubbles: enfin, de netwerkarchitecten hebben het er druk mee, deze dagen. Het leven is voor hen echt niet eenvoudiger geworden, zeker niet omdat de security-eisen alleen maar strenger zijn geworden.
Vervolgens zijn er altijd weer onderzoeken van partijen die aan de succesverhalen van cloud tornen. Die gaan doorgaans over de beveiliging en de privacy van data, maar soms gaat het om prestaties van grote cloudproviders. Hoe snel zijn die diensten nu eigenlijk en weegt dat dan op tegen het on-premise hosten van apps? De vraag stellen is hem beantwoorden: nee. Niet altijd. De capaciteit van de snelgroeiende cloudreuzen wordt voortdurend opgeschaald, maar laat ook vaak nog wel te wensen over. Aldus een onderzoek dat eerder werd gepubliceerd.
Peter Wayner van InfoWorld testte de performance van Azure, Google en Amazon EC2. Hij testte met behulp van een aantal Java-benchmarks en mat de verwerkingssnelheid van de diverse diensten. Eerst maar de resultaten: Google was het snelst, Azure het langzaamst. En dat zegt: helemaal niets. De benchmarks zijn op zijn zachtst gezegd al arbitrair. De configuraties zijn op papier identiek met achtereenvolgens 1 virtuele processor, twee en acht. Maar onder de motorkap verschilt de techniek van deze aanbieders zo enorm, dat een test als deze eigenlijk waardeloos is. Dit soort benchmarks kunnen alleen goede, vergelijkbare resultaten in testlabs waarbij de onderzoeker volledig controle heeft over de hele stack: processors, I/O naar achterliggende systemen, netwerkconfiguraties, etc.
Wel bijzonder: Google was in veel testjes het snelst en bovendien ook het goedkoopst. Maar waar hebben we het over… centen. Ook hier verschillen de grote aanbieders niet veel van elkaar. De enige conclusie die je kunt trekken is dat Google, Microsoft en Amazon vooral met elkaar in concurrentie zijn en elkaar maar weinig ruimte gunnen voor diversificatie in de dienstverlening. Wordt kiezen voorlopig niet gemakkelijker van.