- Door
- Arnout Veenman
- geplaatst op
- 13 oktober 2015 08:00 uur
De SIDN publiceerde eind vorig jaar op de registrarwebsite een artikel over de nieuwe BTW-regels voor het leveren van elektronische diensten. Enkele weken geleden viel het mij op dat er een aantal fouten in zaten, waaronder één ernstige. Registrars die de adviezen volgen, zouden daardoor in de problemen kunnen komen wanneer de Belastingdienst uit één van de 27 EU-lidstaten een controle zou uitvoeren.
Door nieuwe BTW-regels die per 1 januari 2015 gelden voor elektronische diensten is de plaats van dienst (het land waarvan de BTW verschuldigd is) bij particulieren niet langer het land waar de aanbieder (registrar/hoster) is gevestigd, maar de woonplaats van de afnemer (klant). SIDN schreef in het oorspronkelijke artikel dat registrars die plaats kunnen baseren op het adres dat de klant opgeeft.
Citaat uit het oorspronkelijke artikel:
Registrars hebben daarbij een groot voordeel ten opzichte van andere ondernemers op wie de verordening van toepassing is: bij registratie vult een houder zijn adres doorgaans direct in. U mag erop vertrouwen dat dit correct is en kunt daar het te berekenen btw-tarief op baseren. Het is echter wel belangrijk dat u bij registratie een particulier (niet-belastingplichtig) van een onderneming/ bedrijf (belastingplichtig) kan onderscheiden.
Waarschijnlijk kan er in de meeste gevallen wel op worden vertrouwd op het adres dat de klant opgeeft correct is. Het probleem is alleen dat de aanbieder ook moet kunnen bewijzen dat de afnemer daar zijn woonplaats heeft. Dat bewijs moet dan worden geleverd aan de Belastingdienst én niet alleen de Nederlandse Belastingdienst maar in theorie tegenover de belastingdiensten van alle 27 EU-lidstaten.
Indien de aanbieder dat niet kan bewijzen, dan heeft die een probleem. Elke belastingdienst wil namelijk zoveel mogelijk belasting binnenhalen. Elke belastingdienst zal daarom al snel stellen dat (een deel van) de klanten waarvan niet bewezen kan worden waar deze hun woonplaats hebben, hun woonplaats in het land van de belastingdienst in kwestie hebben.
Het bewijzen van de woonplaats van een particuliere afnemer is overigens voor een hoster bijna altijd feitelijk onmogelijk. Daarom zijn er zogeheten bewijsvermoedens geïntroduceerd door de EU-wetgever. Voor hostingdiensten is er één bewijsvermoeden dat bruikbaar is en bij dit bewijsvermoeden moet de aanbieder zelf, aan de hand van twee elkaar niet tegensprekende bewijsstukken, bepalen waar de afnemer is gevestigd. Eind vorig jaar heb ik daarover al een artikel op ISPam.nl geschreven.
Na mijn melding heeft SIDN het oorspronkelijke artikel direct offline gehaald. Daarnaast heeft SIDN mij gevraagd om een nieuw artikel te schrijven, daar heb ik op vrijwillige basis gehoor aan gegeven. Dit artikel is begin deze week op de registrarwebsite gepubliceerd.