- Door
- Jeroen Mulder
- geplaatst op
- 15 december 2016 08:00 uur
Op basis van welke parameters besluiten bedrijven om voor een specifieke cloudprovider te kiezen? Is dat de prijs per instance? Dat zou wel erg kort door de bocht zijn. Als je alleen al kijkt naar de drie grote jongens – AWS, Azure en Google – heb je niet eens over een vergelijking tussen appels en peren, maar over appels en schroevendraaiers. Prijs is slechts een minimale factor als het gaat om de juiste cloudkeuze. Het gaat om een algehele (enterprise) architectuur, de daaruit vloeiende cloudstrategie en de daaruit voortvloeiende functionele en technologische eisen.
Een prijsanalyse van diverse publieke cloudaanbieders moet je daarom met de nodige voorzichtigheid lezen. Onlangs publiceerde RightScale een blog op haar site waarin de diverse kortingsmodellen bij de drie grote providers worden vergeleken. En ook dat is eigenlijk onzin. Die modellen zijn niet met elkaar te vergelijken. De centrale vraag is welke provider de goedkoopste instance levert inclusief korting. Op basis van de uitkomsten stelt RightScale dat kortingen de doorslag geven in prijsvergelijkingen. En die conclusie is eigenlijk nauwelijks te volgen.
Google hanteert een recht-toe-recht-aan kortingsmodel. Naarmate de klant een vm bij Google langer gebruikt, geeft Google meer korting. Bij de andere twee grote aanbieders is dit ingewikkelder. Bij Azure is de korting afhankelijk van de contractvorm. Via het Enterprise Agreement (EA) met Microsoft kan een korting in Azure oplopen tot 45 procent. Deze korting via een EA is ooit in het leven geroepen om klanten naar Azure te ‘lokken’ en dat model heeft tot nu toe uitstekend gewerkt. Er zijn evenwel berichten dat Microsoft binnenkort gaat stoppen met deze kortingen.
Amazon hanteert het meest complexe model wat betreft kortingen. In AWS moet een klant eerst vm’s reserveren: de zogeheten reserved instances. Voor AWS zelf is dit het meest gunstige model omdat ze dan verzekerd zijn van capaciteitafname. Als een klant dit soort vm’s voor een periode van drie (!) jaar vastlegt, dan kan een korting flink oplopen. Maar wie wil zich drie jaar vastleggen in de public cloud? Je kunt de vm’s ook voor de periode van één jaar reserveren. Dan krijg je 38 procent korting. Betaal je vooraf, dan krijg je nog een procentje meer.
Probleem is dat je zelfs met die kortingen nog steeds geen echt prijsvergelijk kunt doen. Een standaard server met 2 vCPU’s en SSD-storage is in AWS een M3-large, in Azure een D2-v2 en in Google een n1-standard-2. Bij AWS krijg je op de M3 8GB vMem en 32GB storage. In Azure doet een D2 7GB vMem en liefst 100GB storage. Bij Google is de hoeveelheid geheugen 7,5GB en krijgt de klant 375GB storage. Maar…bij Azure is de storage altijd gebaseerd op local SSD en bij Google betaal je de storage als een add-on, waarbij de genoemde 375 GB het minimum is.
Kortom: prijs is geen manier om te bepalen wat de beste cloudprovider is. Dan moet je echt kijken naar functionaliteit(en) en beschikbare services binnen een specifieke cloud. Op basis van functionaliteiten bepaal je vervolgens de orchestratie: welke workload gaat naar welke stack? Prijs is daarin zelden een doorslaggevend gegeven. Laat staan de korting of zelfs het kortingsmodel.
