- Door
- Matthijs van Bergen
- geplaatst op
- 21 mei 2011 08:00 uur
Via Webwereld vernam ik dat de Tweede Kamer met een flinke meerderheid een motie heeft aangenomen om netneutraliteit te beschermen. Na alle ophef over KPN die DPI zou hebben gebruikt om het gebruik van WhatsApp in kaart te brengen en daarop heeft besloten om te gaan proberen dit gebruik te ‘monetizen’, hebben de kamerleden Braakhuis, Gesthuizen en Van Dam een motie aangenomen om in de wet vast te leggen dat (ook mobiele) internetproviders hun tarieven voor het overbrengen van internetpakketjes met data niet afhankelijk mogen stellen van de inhoud van die pakketjes.
De ratio van netneutraliteit
De strekking van deze motie komt erg goed overeen met de omschrijving die ik recent gaf van waar netneutraliteit in wezen om draait. Internetproviders hebben in principe niets te maken met de inhoud van de digitale gegevens die ze vervoeren, net zo min als TNT iets te maken heeft met de inhoud van de ‘real world’ pakketjes die zij vervoert. Het rekenen van hogere tarieven om bepaalde applicaties of inhoud nog te kunnen gebruiken levert een verstoring op van de vrije markt voor internetapplicaties en -inhoud en beperkt de gebruikers van het netwerk aanzienlijk in hun autonomie en vrijheid om meningen te uiten en ontvangen en om innovatieve diensten te leveren.
Internetproviders horen de tarieven van het transport van dataverkeer dan ook uitsluitend afhankelijk te stellen van de kosten van transport en de congestie die het verkeer veroorzaakt op het netwerk en in principe juist niet van de aard of inhoud van het verkeer.
De implicaties van netneutraliteit
Hoewel KPN kennelijk heeft aangegeven toch niet specifiek hogere tarieven te willen rekenen voor WhatsApp-verkeer maar nu voornemens blijkt te zijn om meer te gaan willen vragen voor mobiel VoIP-gebruik in het algemeen (WhatsApp valt daar als instant messaging applicatie overigens niet onder), zal ook die maatregel waarschijnlijk in strijd zijn met de bovenstaande visie op netneutraliteit.
Ik zeg ‘waarschijnlijk’ omdat die visie uitdrukkelijk wel ruimte laat voor prijsdifferentiatie die zuiver is gebaseerd op factoren die voor transport wel relevant zijn. De scheiding tussen inhoud en transport van dataverkeer moet ook niet absoluut worden opgevat, maar als een heel belangrijk leidend principe. Aan applicaties die al snel niet meer goed werken bij een verhoogde congestie op het netwerk, zoals VoIP, kan redelijkerwijs immers voorrang worden gegeven boven andere applicaties waarvan het exacte moment van bezorging minder belangrijk is, zoals e-mail.
Daaruit volgt dat ook kan worden gezegd dat het vervoeren van VoIP-verkeer iets duurder mag zijn dan het vervoeren van e-mailverkeer omdat de provider op grond van redelijke overwegingen een hogere prioriteit toekent aan VoIP-verkeer.
De uitzondering hoort de uitzondering te blijven
Echter, op dit moment lijkt het overduidelijk dat telefonieoperators aan het proberen zijn om oude, achterhaalde businessmodellen te beschermen en van een enkele redelijke uitzondering op netneutraliteit een onredelijke regel proberen te maken.
Daarbij moet ook worden bedacht dat de flatfee-modellen die nu gelden voor internettoegang niet voor niets bestaan. Gezien de hoeveelheid pakketjes die over het mondiale netwerk van netwerken gaan en de vele verschillende soorten inhoud, is accurate prijsdifferentiatie wat betreft de spoed van bepaalde soorten pakketjes uiterst lastig te realiseren en heel lastig schaalbaar. De adminstratieve kosten van het correct bijhouden en in rekening brengen van de verschillende soorten verkeer zijn al snel disproportioneel hoger dan wat het oplevert en maatregelen waarbij verkeer wordt geprioriteerd zijn alleen effectief als alle providers het genoeg eens zijn over welke soorten verkeer voorrang moeten krijgen. Als het verkeer tussen A en B over drie netwerken gaat en de eerste geeft voorrang aan VoIP, maar de laatste plaatst VoIP juist achteraan, dan is er ‘end-to-end’ immers niets gewonnen.
Op naar een wet!
Het is daarom geheel terecht dat de politiek hier nu daadkrachtig optreedt, omdat het open en neutrale internet alleen kan voortbestaan als internetproviders uiterst terughoudend zijn in het prioriteren van verkeer op grond van de spoedeisendheid die zij zelf aan dat verkeer toekennen en als de providers ook niet door middel van de tarieven blokkades opwerpen voor het gebruik van bepaalde diensten over het internet.
Het behoud van het open en neutrale karakter van het internet is overigens een expliciet doel van de Europese Commissie, die zelf helaas niet voldoende daadkrachtig bleek om dat doel te bereiken. Het Europese regelgevingskader laat echter ruimte aan de lidstaten om met sterkere maatregelen te komen en het zou fantastisch zijn als Nederland hiermee voorop zou kunnen lopen.
Er is zelfs al een amendement van D66, VVD en PvdA in de maak.
In een volgende bijdrage zal ik ingaan op hoe de motie naar mijn inzicht in een solide wettelijke regel gevat zou kunnen worden, die enerzijds de ruimte laat voor goedaardige innovatie van providers en voor prijsmodellen die economisch gezien de juiste signalen geven aan gebruikers, maar anderzijds het onredelijk blokkeren of discrimineren van verkeer hard verbiedt.
Over de auteur, Matthijs van Bergen
Matthijs van Bergen is juridisch adviseur bij ICTRecht, gespecialiseerd in telecommunicatierecht, hosting-, SaaS-, gaming- en andere ICT-contracten, de bewaarplicht voor providers en in netneutraliteit. Hij heeft ook veel kennis over grondrechtelijke kwesties op internet, zoals privacy en vrijheid van meningsuiting.