- Door
- Arnout Veenman
- geplaatst op
- 9 mei 2014 08:01 uur
Er zijn veel juridische kwesties te bedenken waar hosters mee te maken kunnen krijgen. Theoretisch lijken deze kwesties soms eenvoudig, maar de praktijk is vaak weerbarstiger. Daarom gaan we in de nieuwe rubriek ‘recht en de branche’ rechtszaken en andere procedures analyseren waar branchepartijen zoals datacenters en hosters bij betrokken zijn geweest. Vandaag beginnen we met een rechtszaak uit eind 2013 waarbij hostingbedrijf Vevida werd aangeklaagd door een klant die omdat er facturen onbetaald waren gebleven op zwart was gezet.
De casus
Hostingbedrijf Vevida heeft een klant genaamd Micheyton. Het bedrijf is al sinds 2003 klant bij Vevida en neemt al tien jaren alle internetdiensten af bij Vevida. Micheyton fungeert voor derden, waaronder vier andere partijen die als mede-eiser bij de rechtszaak fungeren, als bouwer van websites en doet daarvan ook het onderhoud. Micheyton heeft de websites ondergebracht bij Vevida.
Op 4 september heeft Vevida alle domeinnamen (inclusief de bijbehorende webhosting) die Micheyton afneemt op zwart gezet. De websites die bij Vevida gehost zijn, zijn daardoor niet langer bereikbaar en ook e-mail komt niet meer aan. In reactie daarop start Micheyton een kort geding (rechtszaak) tegen Vevida, waarin het bedrijf eist dat de websites binnen 2 uur de dienstverlening door Vevida weer wordt hersteld. Daarnaast eist het bedrijf 2.000 euro schadevergoeding voor elke dag dat de domeinnamen en websites offline waren.
Standpunten partijen
Micheyton stelt dat Vevida helemaal geen vorderingen op hem heeft. Volgens de administratie van Vevida zouden er op het klantnummer van het bedrijf helemaal geen facturen openstaan. De facturen waar Vevida betaling van verlangtm betreffen andere klantnummers. Ook zouden de bewuste facturen van een zodanige tijd geleden zijn, dat deze ondertussen verjaard zijn (en Vevida dus betaling niet meer kan afdwingen). Wanneer er nog wel sprake zou zijn dat er facturen openstaan, dan zou Vevida enkel de dienstverlening mogen opschorten die bij de openstaande facturen hoort.
Vevida stelt dat de dienstverlening aan Micheyton rechtsgeldig is opgeschort. Het bedrijf stelt meerdere ingebrekestellingen, aanmaningen en sommaties aan het bedrijf te hebben verstuurd, maar desondanks geen betaling te hebben ontvangen. Door het aanmanen en sommeren heeft Vevida naar eigen zeggen zogenaamde stuitingshandelingen verricht. Stuiten betekent dat de verjaringstermijn (die in beginsel 5 jaar bedraagt) vanaf het moment van stuiting opnieuw begint te lopen. Al is er ook een absolute verjaringstermijn van 20 jaar, waarna de vordering alsnog definitief verjaard.
Ook stelt Vevida dat er sprake is van voldoende samenhang tussen de vorderingen en de opgeschorte dienstverlening. In alle gevallen is er volgens Vevida namelijk sprake van dezelfde rechtsverhouding. Indien Vevida enkel die diensten zou mogen opschorten waar de facturen betrekking op hebben, dan zou een klant misbruik van de situatie kunnen maken door enkel die facturen te betalen, van diensten die het nog wil blijven gebruiken, zo stelt het bedrijf.
Beoordeling door de rechter
De rechter neemt allereerst voorshands aan (dat betekent dat de bewijslast van het tegendeel bij Micheyton is komen te liggen) aan dat Vevida vorderingen op Micheyton heeft. Uit het vonnis blijkt ook dat het bedrijf maar liefst onder 24 verschillende klantnummers bij Vevida bekend was. Het beroep op verjaring van Micheyton faalt ook, want ook al zouden alle aanmaningen en sommaties het bedrijf niet hebben bereikt, dan is dat de eigen schuld van het bedrijf. Het bedrijf heeft namelijk zelf het factuuradres aan Vevida opgegeven en moet dan later ook niet gaan klagen dat dit adres niet juist is. Daarnaast zijn deze aanmaningen en sommaties ook per e-mail verzonden, daar zijn ontvangstbevestingen op terug gekomen en op enkele e-mails heeft Micheyton zelfs gereageerd.
De rechter legt in het vonnis nog maar eens uit dat op grond van artikel 6:52 lid 1 BW, een dienst mag worden opgeschort, wanneer er voldoende samenhang tussen de dienst en de schuld bestaat. Deze samenhang kan worden aangenomen wanneer de verplichting om te betalen én de verplichting om de dienst te leveren uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien (Deze juridische term is lastig om te duiden, maar de partijen moeten in ieder geval dezelfde zijn. Opschorten kan in ieder geval niet vanwege een schuld aan een derde.) of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan.
De rechter komt tot een duidelijk oordeel over de vraag of Vevida terecht heeft opgeschort:
De voorzieningenrechter stelt vast dat Micheyton al sinds 2003 alle internetdiensten bij Vevida afneemt. Dit heeft Micheyton tot op heden onder 24 verschillende klantnummers gedaan, waarbij zij telkens als contractspartij van Vevida heeft te gelden. De daarbij telkens door Micheyton van Vevida betrokken diensten zijn vergelijkbaar, te weten de levering van meerdere internetdiensten. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de verbintenissen waarvan Vevida de uitvoering heeft opgeschort en de facturen waarvan zij thans betaling verlangt voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding en dat er tussen deze verbintenissen en facturen voldoende samenhang bestaat die de opschorting door Vevida van haar verplichtingen rechtvaardigt.
De vorderingen van Micheyton worden daarom afgewezen en wordt ook in de proceskosten veroordeeld van 1.405 euro. Opvallend is dat Vevida een volledige proceskosten veroordeling eiste op grond van art. 1019h Rv. Dat betekent met name dat ook de (volledige) advocaatkosten door de wederpartij moeten worden vergoed. De rechter wijst dat verzoek af omdat er hier geen sprake is van een ICT-recht geschil, maar een gewoon handelsgeschil. Het verzoek van Vevida is merkwaardig, maar de reden van afwijzing klopt ook niet helemaal. Het artikel waar een beroep op is gedaan, geldt enkel bij geschillen over intellectueel eigendom, zoals merknamen, auteursrecht en dergelijken. Daar is in deze zaak (ook) helemaal geen sprake van. De afwijzing van het verzoek is daarom op zichzelf wel terecht.
De les uit dit vonnis
Een belangrijke les uit dit vonnis is dat een hostingbedrijf vóór dat het een wanbetalende klant afsluit ervoor zorgt dat de administratie op orde is. Vevida had de administratie duidelijk op orde en kon bewijzen dat het (meer dan genoeg) had gedaan om de klant aan te manen en te sommeren. Het probleem in het recht is dat de hoofdregel bij gerechtelijke procedures is, dat de partij die iets stelt, dat ook moet bewijzen.
Indien een hostingbedrijf een klant op zwart zet, vanwege wanbetaling dan moet het hostingbedrijf bewijzen dat het bevoegd was om op te schorten. De hoofdregel is namelijk dat je als hoster de dienst moet leveren en de uitzondering dat je die mag opschorten. Daarom moet de hoster bewijzen dat het daartoe bevoegd was. Wanneer het hostingbedrijf dat niet lukt, dan kan het verantwoordelijk zijn om de schade van de klant te vergoeden. En je zou maar een hondsbrutale klant hebben, die zich 24 keer als klant registreert, diensten bestelt en daarna (jarenlang!) facturen niet betaalt. Die je daarna voor de rechter sleept én je dan zijn schade moet vergoeden, omdat je niet kan aantonen dat je bevoegd was tot opschorting van de diensten. Zorg er daarom voor dat de administratie vóór dat je de klant op zwart zet op orde is.
Zelf het vonnis lezen kan hier.
[advpoll id=”29″ title=”Vraag van de dag” width=100%”]