- Door
- Arnout Veenman
- geplaatst op
- 22 februari 2007 09:07 uur
XS4ALL had een zaak tegen de Nederlandse Staat aangespannen om de kosten die het moest maken om haar netwerk tapbaar te maken terug te vorderen. Gezien XS4ALL van mening is dat het onrechtmatig is dat ze moet opdraaien voor de kosten van een opsporingsmiddel dat gebruikt wordt voor rechtshandhaving in het algemeen.
De rechtbank gaf XS4ALL hier in gelijk en concludeert ondermeer het volgende:
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat zij de Staat niet kan volgen in zijn stelling dat het logisch is de kosten van aftapbaarheid te leggen bij de marktpartijen die door hun actief zijn op de markt ‘het probleem’ veroorzaken. De redenering zou alleen mogelijk hout snijden indien het aftapbaar maken uitsluitend tot doel zou hebben internetcriminaliteit op te sporen, doch het gaat onbetwist om de opsporing van allerlei soorten strafbare feiten. Daar komt bij dat XS4ALL de markt in 1993 betrad, terwijl de plicht om systemen aftapbaar te maken in 1998 werd opgelegd. In zoverre kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden volgehouden dat het met die verplichting samenhangende financiele nadeel tot het normale maatschappelijke of bedrijfsrisico van XS4ALL behoort.
Daarmee geeft de rechtbank expliciet aan dat de staat in principe onrechtmatig is om XS4ALL op te laten draaien voor de kosten voor het aftappen. De rechtbank kan echter geen bepaling (rechtsingang) vinden om dat ook af te dwingen. Toetsing aan de grondwet is gezien artikel 120 van de grondwet niet mogelijk. Gebruik maken van het EG-recht of EVRM is in dit geval niet mogelijk en het in Nederland erkende internationaal recht waar XS4ALL zich op beroepen heeft, komt niet voort uit een verdrag en daarom mag de rechtbank de wet in formele zin daar evenmin aan toetsen.
De rechtbank zegt over het Grondwettelijke toetsingsverbod het volgende:
De kosten waarvoor XS4ALL verhaal zoekt, worden veroorzaakt door verplichtingen in hoofdstuk 13 Tw, dus door wetgeving in formele zin. Gezien het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet en de daaraan door de Hoge Raad in het Harmonisatiewetarrest van 14 april 1989 (NJ 1989, 469) gegeven uitleg, staat het de rechter niet vrij deze verplichtingen te toetsen aan een algemeen rechtsbeginsel zoals het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten.
De rechtbank concludeert dus in eerste instantie dat het laten opdraaien voor de kosten door XS4ALL door de Staat in principe onrechtmatig is. Echter gezien de rechtbank hiervoor geen recht mag vinden in de Grondwet, kan het de vordering van XS4ALL niet toekennen.
Het is te hopen dat XS4ALL in hoger beroep gaat en indien nodig ook in cassatie. Mochten zowel het gerechtshof als de Hoge Raad eveneens tot de zelfde conclusie komen als de rechtbank. Dan wordt de bal impliciet doorgespeelt naar de wetgever. Gezien de rechtbank in dit vonnis impliceert dat uit de wet geen recht maar onrecht voortkomt.
Zuiver formeel gezien heeft XS4ALL de rechtszaak dus verloren, in de zin dat de vorderingen niet toegewezen heeft gekregen. Doordat de rechtbank het onrechtmatige karakter van het door de Staat laten dragen van de kosten voor het aftapbaar maken van het netwerk erkent, is XS4ALL naar mijn idee de morele winnaar van de rechtszaak.
Het volledige vonnis is hier (PDF) te lezen.