- Door
- Jeroen Mulder
- geplaatst op
- 10 augustus 2016 10:32 uur
Het is toch een behoorlijke mijlpaal: het meest gesloten bedrijf in de IT heeft haar eerste grote bijdrage aan het OpenCompute-project geleverd. Google was en is altijd zeer terughoudend in het prijsgeven van haar technologie, maar tijden veranderen. In maart werd het bedrijf lid van het OpenCompute Project (OCP). Daarna werkte Google intensief samen met Facebook aan de Open Rack 2.0-standaard. Die werd deze week gepubliceerd.
Het probleem van grote datacentra is dat de machinedichtheid steeds groter wordt, ondanks het feit dat servers dankzij converged en hyperconverged technologie steeds compacter worden. Zolang de vraag naar data (en ook functionaliteit) blijft stijgen, neemt ook de behoefte aan compute– en opslagcapaciteit toe. Meer machines per vierkante meter brengt direct andere uitdagingen met zich mee: het energieverbruik – niet zozeer omdat de servers zelf meer verbruiken, maar wel voor de koeling van de racks en de machines.
Google werkt al enige jaren met een 48V-architectuur voor haar racks. Daarbij gebruikt Google geen dichte serverkasten, maar worden de servers tot ongeveer een derde van het rack gesloten. Aan de achterzijde zijn de machines open zodat deze gemakkelijker gekoeld kunnen worden. De gehele architectuur is vanzelfsprekend geheel modulair: de gehele server is letterlijk een soort Lego-doos waarbij componenten eenvoudig en snel kunnen worden vervangen. Maar de grootste winst zit in het feit dat de architectuur gebruik maakt van 48 volt, in plaats van de traditionele 12 volt. Volgens Google heeft het bedrijf dit miljoenen dollars opgeleverd aan besparing in energieverbruik.
De architectuur wordt vandaag gepresenteerd aan de OCP Engineering Workshop. Als deze wordt goedgekeurd, dan wordt het officieel de Open Rack 2.0-standaard.