74 procent van draadloze access points ondersteunt geen geavanceerde enterprise mobility- mogelijkheden
- Bedrijfsnieuws van
- Dimension Data
- geplaatst op
- 15 juni 2015 11:44 uur
Ondanks dat bedrijven het liefst zo lang mogelijk wachten met het vervangen van hun IT-netwerkassets, breiden bedrijven wereldwijd de draadloze mogelijkheden van hun netwerk-access points uit. In 74 procent van de gevallen gaat het echter om verouderde netwerkapparaten die niet aan de benodigde vereisten voldoen om geavanceerde enterprise mobility te ondersteunen. Bovendien biedt slechts 21 procent van deze netwerk-devices ondersteuning voor IPv6. Deze getallen wijzen erop dat bedrijven met het oog op het belang van het Internet of Things, enterprise mobility en collaboration via het netwerk een te geringe strategische focus hebben op het netwerk.
Dit zijn een aantal van de conclusies uit het recent verschenen jaarlijkse Network Barometer Report¹ van Dimension Data. Dit rapport analyseert, vergelijkt en interpreteert wereldwijd in hoeverre netwerken voldoen aan de vereisten om de business te laten groeien, en is daarmee uniek in zijn soort.
Raoul Tecala, Business Development Director Networking bij Dimension Data: “In voorgaande uitgaven van ons jaarlijkse rapport stelden we al dat er in de wereld van netwerktoegang een evolutie nodig was. Vanwege de toename van enterprise mobility moet de focus steeds meer van vast op draadloos komen te liggen. Gebruikers hebben geen behoefte meer aan vaste aansluitingen op hun bureau. De meerderheid van de eindgebruikers maakt draadloos verbinding met het netwerk. Evolutie van de traditionele campus access-switching-netwerken is daarom broodnodig. In het oude model was tachtig procent van de switchpoorten bedoeld voor dedicated bedrade gebruikers, en was twintig procent voor shared draadloze gebruikers. Deze verhouding moet anders: tachtig procent van de switchpoorten moet voor shared draadloze gebruikers zijn en twintig procent voor dedicated bedrade gebruikers.”
“Om echter deze verandering plaats te laten vinden, moeten netwerkapparaten in de toegangslaag in ieder geval drie verschillende draadloze opties ondersteunen, waaronder Power-over-Ethernet bij de access points, gigabit-Ethernet-poorten aan de client-zijde om de 300-800 MB-snelheden van 802.11n/ac te faciliteren, en 10 gigabit-uplinks. Een steeds groter aantal gebruikers krijgt toegang tot het netwerk via een afnemend aantal poorten. Uplinks hebben daarom meer capaciteit nodig om opstoppingen te voorkomen”, voegt Tecala toe.
Tecala: “Als bedrijven bepaalde technologie vernieuwen, zegt dat iets over hun voorbereidingen voor de overstap naar overal beschikbare draadloze connectiviteit. Volgens onze gegevens ondersteunde het afgelopen jaar 51 procent van alle poorten Power-over-Ethernet, 45 procent van de poorten gigabit-Ethernet en 23 procent van de access switches 10 gigabit-uplinks. Dit jaar zetten bedrijven de uitbreiding van de draadloze mogelijkheden van hun netwerktoegangspunten door. Dat blijkt uit de toename in twee van de drie vereiste ondersteunde opties voor mobiele connectiviteit. Van alle geanalyseerde access switches ondersteunt 65 procent Power-over-Ethernet, een stijging van veertien procentpunten ten opzicht van vorig jaar. In het rapport is bovendien een toename te zien in het aantal access switches die 10 gigabit-uplinks ondersteunen: met maar liefst 25 procent, een stijging van twee procentpunten. Het percentage access switches dat gigabit-Ethernet ondersteunt, daalde dit jaar echter met 37 procent: acht procentpunten lager dan in ons rapport van vorig jaar.”
De belangrijkste indicator dat bedrijven de mobiele capaciteiten van hun netwerken versterken, is echter de toename van het aantal access switches die Power-over-Ethernet ondersteunen. Terwijl alle nieuwe apparaten zijn uitgerust met 10 gigabit-uplinksnelheden, moet er bij het vernieuwen van access switches een keuze worden gemaakt. Zo zijn er de meer kosteneffectieve apparaten die Power-over-Ethernet niet ondersteunen, tegenover de meer kostbare apparaten die dat wel doen. De keuze voor een verfijnder, kostbaar apparaat getuigt van een bewuste beslissing van het bedrijf om te kiezen voor uitgebreide functionaliteit.
Het Internet of Things zal ook zijn invloed hebben op zakelijke infrastructuren, zo luidt de voorspelling, vooral met betrekking tot de adoptie van het nieuwe internetprotocol IPv6 op netwerkapparaten. IPv6 is de meest recente versie van het internetprotocol (IP), dat een identificatie- en locatiesysteem biedt voor netwerkapparaten, en dat verkeer over het internet routeert.
Edwin de Brave, Solutions Director bij Dimension Data Nederland, voorziet dat het Internet of Things een toename met zich brengt in het aantal verschillende zakelijke technologieën die onderling verbonden zijn via netwerken, waaronder het internet. “Niet-menselijke objecten zullen data uit hun omgeving verzamelen, interactie met elkaar aangaan en uiteindelijk intelligente beslissingen nemen, zonder dat er nog een mens aan te pas komt. Deze ontwikkeling biedt veel zakelijke voordelen: van het genereren van big data om betere beslissingen te nemen tot en met verhoogde zichtbaarheid van, en controle over systemen en processen. Uiteindelijk vertaalt dat zich in een besparing van tijd en geld op het gebied van beheer.”
“Het aantal verbonden apparaten neemt toe, en dat levert een uitdaging op. Er ontstaat namelijk een schaarste aan het aantal beschikbare IPv4-adressen – er komt zelfs een moment dat er geen enkel IPv4-adres meer beschikbaar is. Dit zal bedrijven dwingen om over te stappen op de nieuwe standaard: IPv6”, aldus De Brave.
Organisaties met IPv4-gebaseerde netwerken hebben bovendien geen duidelijk beeld van de IPv6-technologie in hun omgevingen. Dit stelt ze bloot aan een onnodig risico, omdat ze deze apparaten niet goed kunnen monitoren en beheren.
De Brave: “Wij raden bedrijven aan hun infrastructuur voor te bereiden op enterprise mobility en het Internet of Things, en deze onderdeel te maken van hun netwerkstrategie. Dit is geen onderwerp om reactief mee om te gaan, maar waar vooraf rekening mee moet worden gehouden door het op te nemen in een development-roadmap.”